‘Waterdrager’
22 zondag mei 2016
Posted boeken lezen, foto's, limericks, reizen, schrijven, waterdrager, woorden, zee, zwans
in22 zondag mei 2016
Posted boeken lezen, foto's, limericks, reizen, schrijven, waterdrager, woorden, zee, zwans
in18 woensdag nov 2015
Posted Geen categorie, schrijven, waterdrager
inSinds enkele maanden begeleid ik elke week een praatgroep ‘Nederlands voor anderstaligen’. Meestal zijn er een stuk of zes à zeven mensen aanwezig. Dat wisselt nogal.
Er zijn drie jonge Marokkaanse moeders met hoofddoek,
een Afghaan zonder baard,
een Afghaan met baard,
een vrouw uit Irak in donkere kledij,
een vrouw uit Tanzania met kleurrijke sjaals
en een oudere Rwandese vrouw die met haar drie dochters gevlucht is voor de genocide (haar man werd toen vermoord) en vermoedelijk binnenkort uitgewezen wordt na 15 jaar verblijf in ons land omdat het in Rwanda nu opnieuw veilig is (en wat met buurland Burundi waar de oorlog opflakkert??)
Er zitten vier verschillende religies rond de tafel: protestant, katholiek, boeddhist, moslim. En ik, zonder religie.
Het zijn allemaal mensen die beter Nederlands willen leren praten om de contacten met hun omgeving, hun kinderen, hun collega’s te vergemakkelijken en om zich in deze stad meer thuis te voelen.
Vandaag begon iemand over de ‘problemen’ in Parijs.
‘Nee, dat zijn geen problemen dat is drama’, zegt iemand.
‘Hoe komt het?’, vraagt de boeddhist en geeft meteen een hele uitleg over verdraagzaamheid, terwijl hij zelf gevlucht is vanwege oorlog en onverdraagzaamheid.
Het groepje praat verder over IS, islam, oorlog, vluchtelingen en terroristen (wat iemand telkens uitspreekt al toeristen, waardoor er wat hilariteit ontstaat) tot plots een van de jonge Marokkaanse vrouw mij vraagt: ‘Wat u zeggen, mevrouw?’
Ik begrijp het niet goed en vraag wat ze bedoelt.
‘Wat zou mevrouw zeggen tegen mensen dat wij niet terroristen zijn? Hoe ik buurvrouw uitleggen dat ik gewoon lieve vrouw ben en mijn man niet terrorist? Hoe uitleggen dat ik een hoofddoek draag omdat ik moslima ben en niet terrorist?’ ‘Mevrouw, mensen kijken boos, wat moet ik zeggen?’
Ik denk er over na en ik antwoord dat ik het niet weet.
Wat zou ik zeggen?
07 zaterdag nov 2015
31 zaterdag okt 2015
Posted reizen, schrijven, waterdrager, woorden
in29 donderdag okt 2015
Het was putje winter en ik was een jaar of vijf denk ik toen Va me riep.
“Kijk eens of deze bottines passen.’
Hij hield een paar oude, stijve en vooral heel lelijke afgedragen bottines voor mijn neus.
Het was de toverspreuk waar ik al zo lang op wachtte: “De bottines.”
De bottines waren vorige winters gedragen door mijn oudere broer en zus en zouden de volgende winters hoogstwaarschijnlijk verder gedragen worden door mijn jongere broers.
Pas deze bottines eens, wou eigenlijk zeggen: “Jij mag mee. Vandaag mag jij ook mee.“
Vandaag mocht ik mee!
De oude Schelde was al dagen toegevroren en elke dag ging Va na school met de twee oudsten op het ijs schaatsen. Ik mocht niet mee, ik was nog te klein, zei Moe, ondanks het feit dat ik telkens heel hard mijn best deed om groot te zijn. Vandaag was ik ineens groot genoeg.
Vol verwachting en blijdschap en met mijn hand in de hand van Va huppelde ik even later naar de ijzerwinkel van Jefke van Rikus. Ik ging graag naar Jefke van Rikus omdat mijn vriendinnetje Marieke daar woonde. Ik hoopte vurig dat ze ook in de winkel zou zijn zodat ze kon zien dat ik al mee mocht, dat ik al groot genoeg was. Ik wist dat zij al geweest was en dat was niet eerlijk want ze was kleiner dan ik.
Va toonde de bottines aan Jef en vroeg of hij nog ergens ijzers liggen had die er op pasten. En ik was dolgelukkig. Eindelijk, zoals de groten, eindelijk kreeg ik ook schofferdijnen, eindelijk mocht ik mee. Jef rommelde in een bak vol ijzers en vond een paar dat wel paste op mijn bottines. Marieke was nergens te zien, jammer eigenlijk. Jef nagelde de ijzers aan mijn bottines en ik had schofferdijnen!
In de namiddag vertrok Va niet met twee maar met met drie kinderen (ik mocht mee!) naar het water, nee, naar het ijs. Het water was ijs geworden. Heel mooi ijs, bedekt met een dun laagje sneeuw. Moe ging niet mee, die bleef thuis met de kleintjes. De kleintjes, ha daar hoorde ik nu niet meer bij, ik was mee met de grote. Ik had het ijs de vorige dagen wel al gezien maar nog niet van zo dichtbij. Het was prachtig, de zon weerkaatste op het ijs en ik was in de zevende hemel.
Ik had mijn grijze duffelcoat aan, dat weet ik nog goed. Het was de winter van de donkergrijze duffelcoat die de vorige winter van mijn broer was en enkele winters daarvoor van mijn zus waarschijnlijk, maar dat wist ik niet zeker. Moe kocht elk jaar duffelcoats voor de kinderen die te groot of te klein waren voor de duffelcoats die voorhanden waren. Elk jaar een andere kleur. Donkergrijs, lichtgrijs, bruin, beige of donkerblauw. Ik heb alle winters van mijn kindertijd een duffelcoat gedragen en ik herinner me gebeurtenissen aan de hand van de kleur van mijn duffelcoat. Zo heb ik mijn voet eens zwaar verzwikt in een blauwe duffelcoat, ik moet toen tien geweest zijn. De beige duffelcoat was mijn laatste en dat was, naar de normen van Moe, al net iets te modern, beige. Een deftige duffelcoat hoorde grijs of blauw te zijn.
Die winter droeg ik dus een donkergrijze en had ik voor het eerst schofferdijnen aan mijn voeten.
Het was net als in een sprookje. Op het bevroren water stonden stalletjes met dampende soep of chocomelk en vooral met heerlijk geurende oliebollen en gepofte kastanjes. Er waren veel mensen, echt heel veel mensen, ik wist niet dat er bij ons in het dorp zoveel mensen woonden. De koster was er ook met zijn draaiorgel en er werden rondjes geschaatst op de vrolijke muziek. Er stonden vuurkorven en er hingen lampions in alle kleuren. En ik was er ook!
Ik werd door Va afgeleverd achter een soort omheining bij de andere kinderen die nog niet konden schaatsen. We konden ons vasthouden aan de stokken of wat oefenen met een stoel. Broer en zus mochten bij de grote mensen schaatsen. Ik nog niet maar dat gaf niet. Ik was er en ik rook heerlijke dingen en ik keek mijn ogen uit.
En toen zag ik Va schaatsen. Ik kon mijn ogen niet van Va af houden. Hij zweefde bijna. Hij hield een arm op zijn rug en de andere arm ging op en neer als hij schaatste. Hij schaatste rustig en sierlijk en toch ging hij heel vlug. Iedereen keek naar hem. Meester was de beste schaatser, dat wist heel het dorp. Nu wist ik het ook want ik had het zelf gezien. Va viel geen enkele keer, hij draaide rondjes op de muziek, hij sprong omhoog, kwam telkens heel mooi neer en zweefde verder. “Daar, kijk, dat is mijn Va,” zei ik heel fier tegen de andere kinderen telkens Va voorbij schaatste en zwaaide.
Ik bibberde van de kou maar dat deerde mij niet want ik was zo gelukkig zoals alleen een kind van vijf gelukkig kan zijn.
10 zaterdag okt 2015
04 zondag okt 2015
01 donderdag okt 2015
Posted limericks, schrijven, waterdrager, woorden
inik heb een plan
een klein boekje
met mijn limericks
met mijn schrijfsels
voor mij en de mijnen
de mooiste
als mini gedichtjes
de leukste
gewoon zoals ze zijn
met een tekening
met een sprekend beeld er bij
maar alleszins
met een mooie vormgeving
halverwege omkeerbaar
of zo iets
als aandenken
van mijn rijmelarij
van mijn schrijverij
rusteloos zoeken
de woorden zijn er
zonder samenhang
en toch zou ik beter
gaan slapen en
rust vinden
in de rusteloosheid
in de woorden
en adem vinden
dus ik blijf zoeken
23 woensdag sep 2015
Posted borstkanker, schrijven, waterdrager, ziekenhuis
inHet is weer zo ver. Ik stap in de auto, ik doe eventjes mijn ogen toe, adem heel diep in en uit en sluit me volledig af. Dan start ik de motor en rij ik richting kliniek. Vreemd genoeg kan ik dat goed: mezelf afsluiten. Ik heb dat blijkbaar door de jaren heen geleerd. Vandaag regent het en dat helpt.
Ik parkeer mijn auto, doe mijn regenjas goed toe en trek mijn veel te grote kap over mijn hoofd en loop richting ingang. De kap helpt me mezelf verder af te sluiten van elke indruk, elk geluid en elke gedachte. Ik focus me enkel op het traject dat ik moet wandelen van de parkeerplaats tot aan de ingang. Op automatische piloot steek ik mijn identiteitskaart in de scanner en trek de briefjes uit de machine die ik straks nodig heb. Ik wandel door de gangen tot ik ben waar ik moet zijn.
Steeds weer lukt dat.
Pas als ik in de wachtzaal van de dokter zit en er iemand mijn naam afroept, schrik ik wakker. Dan pas kom ik terug tot mezelf en bedenk ik o ja, juist, ik zit hier niet gewoon te zitten, ik ben hier voor een belangrijk onderzoek. Ik moet me nu concentreren op wat de dokter allemaal zegt, voelt, doet.
Na ten hoogste een kwartiertje sta ik weer op de gang. Verdwaasd en verbaasd. Alles is prima, zei hij, zoals hij ook de vorige keren zei, slaap op uw twee oren en tot binnen drie maanden.
Ik ga, zoals steeds, eerst in het cafetaria iets drinken want ik ben nog steeds een beetje in zombiemodus. Dan rij ik naar huis en noteer in mijn agenda bij 22 december: 17.15u driemaandelijkse controle.
En dan laat ik het weer los. Drie maanden denk ik er niet aan. Tot de dag er is dat ik naar opnieuw de controle moet. Op 22 december rond 16.30u zal ik me opnieuw volledig afsluiten. Ik hoop dat het die dag ook regent dan kan ik mijn kap weer diep over mijn hoofd trekken.
Een mens is toch een raar beestje, een beestje dat zichzelf beschermt tegen misschien onnodige stress. Ik ben toch zo een beestje, andere mensen misschien niet. Maar het helpt de moeilijke momenten vlotjes door te komen. Ik kan het iedereen aanraden. Stop het weg in een grote doos, laat het daar drie maanden zitten en haal het er pas uit net voor je het nodig hebt.
11 vrijdag sep 2015
Posted schrijven, waterdrager, woorden, zee
in